Update rechtspraak Raad van State inzake beoordelingsvrijheid aanbesteder
Raad van State bevestigt beoordelingsvrijheid van de aanbesteder bij prijsvaststelling en opmaak inventaris!
In de wereld van aanbestedingen is het essentieel voor aanbestedende overheden om zorgvuldig te navigeren tussen de wettelijke vereisten en de specifieke behoeften van hun projecten. Recentelijk heeft de Raad van State (RvS 21 oktober 2024, nr. 261.117), in het kader van een vordering tot schorsing, uitspraak gedaan over de beoordelingsbevoegdheid van aanbestedende overheden bij het kiezen van de prijsvaststelling en het opstellen van de inventaris. Dit artikel belicht de feiten, beoordeling en conclusies van deze zaak, en biedt tevens inzichten voor andere aanbestedende overheden.
FEITEN
Op 20 februari 2024 gaf de verwerende partij groen licht voor een bijzonder bestek voor het takelen van voertuigen op de openbare weg. Niet lang daarna, op 4 april 2024, uitte verzoekende partij kritiek op dit bestek. Verzoekende partij vroeg om aanpassingen, vooral met betrekking tot een selectiecriterium (EMAS-certificaat) en een verdere opsplitsing van de posten in de inventaris.
In reactie hierop besloot de verwerende partij op 10 april 2024 om de lopende plaatsingsprocedure stop te zetten en een nieuwe opdracht uit te schrijven. De terechte eis voor het EMAS-certificaat werd geschrapt, terwijl het bestek verder ongewijzigd bleef. De opdracht werd opgedeeld in drie percelen, met specifieke gunningscriteria voor prijs en kwaliteit, en er werd gekozen voor een opdracht tegen prijslijst, waarbij forfaitaire eenheidsprijzen en vermoedelijke hoeveelheden werden gehanteerd.
Op 16 juli 2024 werden er slechts twee offertes ingediend. De verzoekende partij diende echter alleen voor percelen 2 en 3 een offerte in, die bovendien als onregelmatig werden verklaard. Op 10 september 2024 besloot de verwerende partij de drie percelen aan de andere inschrijver te gunnen.
BEOORDELING
In de vordering tot schorsing stelt de verzoekende partij dat er verschillende wettelijke bepalingen en beginselen zijn geschonden. Ze wijst – samenvattend – op het gebrek aan detail in de inventaris, die slechts vijf posten vermeldt. Dit zou volgens verzoekende partij onvoldoende rekening houden met de diverse omstandigheden van takelingen, wat kan leiden tot onrealistische prijsbepalingen en een verstoring van de mededinging. De verzoekende partij pleit voor een gedetailleerdere opsplitsing van de posten om een correcte prijszetting te waarborgen, verwijzend naar overheidsopdrachten van het Agentschap Wegen en Verkeer.
De Raad van State bevestigt echter dat het tot de beoordelingsbevoegdheid van de verwerende partij behoort om te kiezen voor een opdracht tegen prijslijst. Ook heeft de aanbestedende overheid de vrijheid om de inventaris en de verschillende posten vast te stellen. De forfaitaire prijsvaststelling vereist dat inschrijvers hun eenheidsprijzen baseren op hun eigen kosteninschattingen, wat inherent risico met zich meebrengt. De bestekbepalingen zijn immers voor alle inschrijvers gelijk, wat hen de mogelijkheid biedt om hun offertes aan te passen aan de specifieke omstandigheden.
CONCLUSIE
Met dit arrest herinnert de Raad van State aanbesteders eraan dat zij enige beoordelingsvrijheid hebben bij het kiezen van de prijsvaststelling en het vaststellen van de inventaris. Deze vrijheid biedt de overheid de flexibiliteit om het aanbestedingsproces af te stemmen op de specifieke behoeften. Tegelijkertijd worden aanbestedende overheden verzocht deze beoordelingsvrijheid zorgvuldig te hanteren en voortdurend te evalueren, om de effectiviteit van hun aanbestedingsprocedures te waarborgen.